Hallo,
Tijdens de driedaagse werkgroepbijeenkomst en het openbare symposium over de moleculaire basis van ME/CVS aan de Universiteit van Stanford, gesponsord door de OMF, kwam er enorm veel wetenschappelijke vooruitgang aan het licht. We gaan duidelijk van het alleen verzamelen van data over naar het formuleren van nieuwe hypotheses over de oorzaken van symptomen en zelfs een mogelijke oorzaak van de ziekte. Het geroezemoes van hoop was voelbaar!
De werkgroepbijeenkomst bracht meer dan 50 onderzoekers van over de hele wereld bij elkaar. Ronald W.Davis, PhD, Directeur van de wetenschappelijke adviesraad van de OMF, nodigde wereldberoemde onderzoekers uit die open stonden voor samenwerking en het delen van niet-gepubliceerde gegevens. Zoals Dr. Davis zei: “Ik nodigde briljante mensen met een hoog intellect, tot op het arrogante af uit die op moleculair niveau aan ME/CVS werken. De kennis die dit jaar werd gedeeld met elkaar was aanzienlijk omvangrijker dan vorig jaar. De opwinding om nieuwe samenwerkingen te beginnen was intens. Ze waren zo druk met het plannen van hun nieuwe samenwerkingen dat het moeilijk was om de volgende sessie te starten. Het voelde als een explosie van ideeën..”
Bij het openbare symposium verzamelden zich patiënten, zorgverleners, clinici en onderzoekers. We verwelkomden bijna 300 deelnemers op Stanford en meer dan 4800 livestream-deelnemers. De dag was vol uitstekende onderzoeksrapporten en de warme omhelzing van de gemeenschap, en er werd enorme hoop gedeeld.
Ik wil de onderzoekers bedanken voor hun toewijding en hun harde werken, en ook iedereen die betrokken was bij dit geweldige evenement waardoor het zo’n succes werd. Dank ook aan alle donateurs die dit belangrijke werk mogelijk hebben gemaakt. Zonder jullie had deze vooruitgang niet plaats kunnen vinden.
Met hoop voor ons allen,
Linda Tannenbaum
Oprichter & CEO/President
De OMF dankt team DutchUs voor de vertaling
TWEEDE JAARLIJKSE OPENBARE SYMPOSIUM OVER DE MOLECULAIRE BASIS VAN ME – EEN OVERZICHTSVERSLAG VAN DR. CHRIS ARMSTRONG
De laatste week van september vond er een driedaagse werkgroepbijeenkomst plaats over de moleculaire basis van ME/CVS. Die ging vooraf aan een openbaar symposium aan de universiteit van Stanford. Het was de tweede bijeenkomst van die aard die verder bouwde op het succes van vorig jaar . De werkgroepbijeenkomst was over drie dagen verdeeld in plaats van de twee dagen van vorig jaar. Het aantal deelnemende researchers was indrukwekkend, maar vooral ook de kwaliteit van de research.
De boodschap van vorig jaar was het vergaren van zoveel mogelijk informatie om puzzelstukjes te verzamelen. Dit jaar kregen de puzzelstukjes vorm en is de volgende uitdaging om te ontdekken hoe ze in elkaar passen.
Het symposium zelf begon met een welkomstwoord van Linda Tannenbaum, oprichter en directeur van de Open Medicine Foundation, een groet van Janet Dafoe, contactpersoon van een patiënt en openingswoorden van Ron Davis, die het symposium voorzat.
Dr. Raeka Aiyar, moderator van het symposium, opende de toespraken. Zij werkt tegenwoordig voor de New York Stem Cell Foundation (NYSCF). Volgens dr. Aiyar is toepassing van stamcellen een gebied dat in zich heeft ME/CVS te leren berijpen en er behandelingen voor te vinden.
Dr. Oystein Fluge gaf de thematoespraak. Hij mocht geen specifieke details over de recente Rituximab-studie onthullen, en wijdde daarom uit over eerdere studies naar het metabolisme bij ME/CVS-patiënten en over andere studies die gaande zijn. Zijn lab is uniek van opzet waardoor er interactie kan plaatsvinden tussen klinische trials en waarnemingsresearch, met gelijktijdige uitwisseling van informatie tussen die twee.
De huidige klinische trial waar dr. Fluge aan werkt is CycloMe, een open-label fase 2 studie waarbij gekeken wordt naar het effect van cyclofosfamide bij ME/CVS-patiënten. “De resultaten zijn interessant!” Meer details kunnen tot de publicatie niet worden gedeeld.
De kern van hun metabolisme studies is dat die overeenkomen met de uitkomsten in meerdere andere publicaties van andere researchers. De extra informatie die zij ontdekken bestaat uit geblokkeerde PDH (pyruvaat dehydrogenase complex), een enzym dat de afbraakproducten van suiker toestaat om de mitochondriën (de krachtcentrales van de cellen) binnen te komen. Interessant gegeven is dat dit enzym een centraal controlepunt is van het energiemetabolisme dat kan aangeven of suiker vooral gebruikt wordt voor de productie van energie, of dat in plaats daarvan er aminozuren en vetzuren worden opgesoupeerd. Dat laatste lijkt onder researchgroepen een algemene bevinding te zijn.
Dr. Wenzhong Xiao stortte een rijkdom aan resultaten over ons uit uit de SIPS(ernstig zieke patiënten)- studie die hij aan Stanford leidt. Slaapcontrole liet meerdere veranderingen zien vergeleken met gezonde controles, terwijl cortisolspiegels in de ochtend ook lager waren. Dit duidt samen op aanzienlijke gevolgen voor het slaap/waakritme bij mensen met ME/CVS. Virale pathogenen zijn lang in verband gebracht met ME/CVS maar daar zijn geen eenduidige resultaten uit gekomen. Dr. Xiao beschreef een intensieve zoektocht naar virussen waarin geen overduidelijk verschil werd gevonden in virale ziekteverwekkers tussen patiënten en gezonde controlepersonen. Bestudering van het microbioom onthulde variaties in de darmbacteriën en interessant genoeg dat een zenuwbeschermende metaboliet (3-indoleproprionaat), die door darmbacteriën wordt geproduceerd, aanzienlijk verminderd is bij ME/CVS patiënten.
Hij liet zijn bevindingen voorafgaan door een totaalnetwerk te laten zien van alle betrokken datapunten uit de SIPS-studie die in verband staan met de kerndiagnose van ME/CVS. De hoop is gevestigd op de toevoeging van de gegevens uit andere studies om zo te ontdekken of de associatieverbanden staande blijven.
Dr. Jonas Bergquist besprak vervolgens zijn nieuwe studie naar peptide- en proteïne-markers in het ruggemergvocht van ME/CVS-, MS-patiënten en gezonde controles. Hij onthulde voorlopige data uit zijn studie die duiden op verhoogde proteïnemarkers, wijzend op neuroinflammatie, celschade en herstel daarvan bij ME/CVS. Er worden belangrijke verschillen waargenomen tussen MS- en ME/CVS-patiënten.
Ten tweede test dr. Bergquist op steroïde-niveaus. Hij vond een afname van pregnenolone en een minder uitgesproken afname van de meeste andere steroïden. Pregnenolone is een neurosteroïde die in de mitochondriën wordt geproduceerd.
Ten derde waren in het bloedplasma van ME/CVS patiënten de auto-antilichamen tegen adrenerge en muscarine receptoren aanzienlijk verhoogd. Dit is nu in twee verschillende studies waargenomen. Belangrijk daarbij is dat zulke veranderingen in auto-antilichamen niet in het ruggemergvocht werden gevonden.
Dr. Alain Moreau kijkt naar de rol die circulerend microRNA speelt bij ME/CVS. Dat zijn kleine moleculen die in heel het lichaam circuleren en de productie van proteïnen en enzymen uit genen kunnen reguleren. Zijn hypothese is dat “ME/CVS wordt veroorzaakt door een verstoring van de expressie van microRNA’s die immuunfuncties, het energie-metabolisme en de fysiologische stressrespons reguleren”. Dr Moreau gebruikt een masseursmanchet om een reactie bij ME/CVS-patiënten te stimuleren die vergelijkbaar is met PEM (post-exertionele malaise). Hij meet het microRNA voor en na deze stimulering en daarbij de verandering die optreedt bij ME/CVS in vergelijking tot gezonde controles. Daartussen zitten aanzienlijke variaties. Bovendien kunnen de gegevens worden opgesplitst in 4 subtypes op basis van het microRNA, verband houdend met variaties in de uitdrukking van symptomen.
Dr. Maureen Hanson volgt een gelijk spoor als dat van dr. Moreau door ME/CVS patiënten voor en na een inspanning te onderzoeken en te vergelijken met gezonde controles. Haar studie zal zich concentreren op metabolieten, gen-expressie en cytokines. Daarnaast zal er in een tweede studie naar ME/CVS patiënten die Ampligen krijgen, gekeken worden naar veranderingen in hun symptomen na verloop van tijd, in samenhang met veranderingen in hun metabolieten, genexpressie en cytokines.
Dr.Hanson meldde ook een nieuwe metabolieten-studie waarbij ME/CVS-patiënten vergeleken worden met gezonde controles. De uitkomsten lopen heel parallel aan die uit eerdere studies. Bij analyse van data uit andere studies op dit gebied konden er op basis van metabolieten geen gescheiden subgroepen worden vastgesteld.
Dr. Ron Tompkins begon zijn toespraak met de start van het ME / CFS Collaborative Research Center aan Harvard (dat dr. Davis zo liefkozend het Stanford van het Oosten noemt). Dr. Tompkins bekent hoe hij als arts in verlegenheid wordt gebracht door de manier waarop zijn omgeving als regel reageert op een ziekte die zij niet begrijpt. Hij heeft veel tijd besteed aan research naar de weerslag die een ernstig trauma heeft op het lichaam, zelfs zodanig dat (in 20% van de gevallen) de dood erop volgt. Dankzij die studies heeft hij ontzettend veel praktijkkennis van de samenhang tussen inflammatie, immuniteit en het metabolisme.
Het eerste onderzoek dat hij van plan is op te starten, betreft een grondig begrip van spierherstel aan de hand van een multi-omica respons van spierbiopten van ME/CVS patiënten. Dat is de eerste studie ooit in zijn soort. Hij wil ook graag functionele neuro-imaging studies gaan doen. Het brandpunt lijkt daarbij te liggen op het begrip van de verschillen in lichaamsweefsel ten opzichte van bloedplasma en immuuncellen.
Met meer subsidie zou het Research Center aan Harvard de ideale plek zijn om klinische onderzoeken op te zetten waarbij veelbelovende en mogelijke behandelingen bij ME/CVS versneld kunnen worden verkend.
Michael Sikora is een afgestudeerd student onder Lars Steinmetz, hoogleraar genetica en lid van het Stanford Genome Technology Center dat samenwerkt met Mark Davis. Hij heeft gewerkt aan het vaststellen van de rol van T-cellen en het immuunsysteem bij ME/CVS. Vergeleken met controles vonden zij een aanzienlijke toename van T-cellen bij patiënten, wat duidt op een geactiveerde immuunrespons. Bovendien lijkt de signatuur van expansie van de T-cellen bij ME/CVS anders te zijn dan bij andere ziektes als MS en Lyme, waarin ook immuunactivatie optreedt. Momenteel concentreren zij zich op de oorzaak van die activatie: of dat een reactie is op een infectie of op het immuunsysteen zelf (auto-immuniteit).
Dr. Jarred Younger besprak zijn recente onderzoek naar neuro-inflammatie. Met behulp van een met een MRI vergelijkbare techniek kan Dr. Younger de niveaus van metabolieten in delen van de hersenen bepalen. Lactaat is een metaboliet die wordt aangetroffen als het product van suikerafbraak voor energieproductie (bekend als het glycolyse -proces). Lactaat bleek verhoogd te zijn in hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor de ziekterespons. “Dit is precies wat er zou gebeuren als ME/CVS een neuro-inflammatoire aandoening was”, verklaarde Dr. Younger. De gebruikte methode maakt ook de voorspelling van de temperatuur in de hersenen mogelijk en de temperatuurstijging is duidelijk zichtbaar in de hersenen van ME/CVS-patiënten.
In dezelfde gebieden van de hersenen waarin Dr. Younger verhogingen in lactaat en temperatuur vond die indicatief zijn voor neuro-inflammatie, werden ook eerder geactiveerde microglia waargenomen, wat consistent is met neuro-inflammatie.
Dr. Ron Davis besprak de zoektocht naar biomarkers met een specifieke focus op drie nieuwe technologieën die worden ontwikkeld voor het vinden van verschillen tussen ME/CVS en gezonde controles. Eerst herintroduceerde hij de weerstandtest als een marker voor ME/CVS. De toevoeging van zout aan ME/CVS- en controleplasma was genoeg om een duidelijke wijziging te veroorzaken in het ME/CVS-weerstandsignaal in tegenstelling tot het signaal bij de controles. Ten tweede, wordt er met nieuwe in samenwerking met de San Jose State University ontwikkelde technologie gekeken naar de vervormbaarheid van rode bloedcellen bij ME/CVS-patiënten door de doorgangssnelheid in een klein capillair te bepalen. Hij vond dat ME/CVS-cellen significant minder vervormbaar zijn dan gezonde cellen. Als laatste toont magnetische levitatie van cellen aan dat witte bloedcellen bij ME/CVS lichter zijn dan die van gezonde controles. Al deze hulpmiddelen scheiden ME/CVS-plasma duidelijk van gezond plasma, rode bloedcellen of witte bloedcellen, en elk hulpmiddel wordt heel goedkoop gefabriceerd. Het is mogelijk om een apparaat te maken dat deze drie opsporingsmethoden combineert om de specificiteit te verbeteren. Al deze bepalingen zullen in combinatie met de metaboliettesten van Dr. Robert Naviaux en Dr. Robert Phair vergeleken worden in een “afbakeningsproces” om de meest effectieve diagnostiek voor ME/CVS te bepalen. De sleutel voor een succesvolle diagnostiek is dat die de ziekte nauwkeurig identificeert (weinig vals positieven en vals negatieven), en hij gemakkelijk te produceren en simpel genoeg uit te voeren is zodat hij overal gebruikt kan worden.
Dr. Robert Phair staat nu bekend als de “metabole valstrikman”. Zijn achtergrond is techniek en fysiologie en hij wil graag systeemengineering toepassen op de menselijke fysiologie. Zijn focus ligt op het modelleren van complexe metabole systemen, met als huidig brandpunt substraatremmende enzymen.
Hij benadrukte dat de uitbraken van ME/CVS een bijzonder belangrijke aanwijzing voor hem waren die er op wijzen dat er waarschijnlijk een genetische component verband houdt met de ziekte. Hij bespreekt niet-lineaire systeemtheorie als belangrijk voor de biologie, maar vooral belangrijk bij het verklaren van enkele van de verstorende elementen van ME/CVS.
Zijn hypothese begon met het identificeren van stofwisselingsgebieden die bi-stabiliteit zouden kunnen vormen, twee stabiele toestanden die kunnen ontstaan en die functioneel van elkaar verschillen, één gezond en één ongezond.
Eerst vond hij mutaties in een gen genaamd IDO2. IDO2 is een enzym dat tryptofaan (een essentieel aminozuur) omzet in kynurenine. Tryptofaan wordt ook tot serotonine verwerkt. IDO2 is één van de twee enzymen die tryptofaan verwerken, het andere is IDO1. Deze twee enzymen lijken identieke dingen te doen, maar het is eigenlijk gecompliceerder. Bij lagere niveaus van tryptofaan zet IDO1 tryptofaan om naar kynurenine, en is IDO2 inactief. Maar IDO1 is een substraat-geremd enzym waarbij teveel tryptofaan in een cel de functie ervan stopt. Daardoor wordt tryptofaan niet langer verwerkt en worden de niveaus in de cel opgebouwd. Bij deze hoge niveaus van tryptofaan neemt IDO2 de verwerking van tryptofaan over. Alle ME/CVS-patiënten in het SIPS-cohort hadden echter mutaties in IDO2 waardoor het niet functioneel werd. Zonder IDO2 is er in wezen een blok gecreëerd dat tryptofaanomzetting naar kynurenine stopt en het verder kan dwingen tot serotonine.
Hij is met flux-experimenten begonnen om de niveaus van tryptofaan en kynurenine in witte bloedcellen bij ME/CVS te meten; deze toonden aan dat tryptofaan hoger en kynurenine lager is dan bij gezonde controles, wat overeenstemt met het bestaan van een metabole valkuil bij de geteste patiënten. Deze experimenten zijn tot nu toe pas uitgevoerd bij 6 ME/CVS-patiënten en 6 gezonde controles, en er zullen zo snel mogelijk meer patiënten worden getest.
Dr. Ron Davis sloot het symposium af door te benadrukken hoe belangrijk de ontdekkingen van dr. Phair zijn, maar waarschuwde ook niet alleen de krenten uit de data-pap te willen halen om een hypothese te ondersteunen. Goede wetenschap bestaat uit het formuleren van een te testen hypothese die bepaalde voorspellingen doet, om vervolgens experimenten uit te voeren om te kijken of die voorspelde resultaten daar ook uit komen. Dit werk staat nog maar in de kinderschoenen en vereist nog veel meer verkenning voordat kan worden vastgesteld ofhet definitief om ME/CVS gaat of niet.
Dr. Davis benadrukte ook hoe noodzakelijk subsidiëring is op dit moment. “Aan alle grote donateurs overal”, drong hij aan,“Nu is het moment om te doneren, omdat we op de rand kunnen staan van een cruciale vondst over de ziekte”. Vervolgens legde hij uit hoe fundamenteel deze routes zijn binnen de controle van iemands biochemie, en dat het extreem gevaarlijk is om op jezelf te experimenteren zonder meer informatie. Zelfexperimenten kunnen rampzalige gevolgen hebben. Dr. Davis smeekt de patiënten geduld te hebben.
Kort opgesomd zet hij: ”Het afgelopen jaar is er heel veel vooruitgang gemaakt. Er is een massa meer data, die nu te testen hypotheses vormen. Er zijn nog meer boeiende samenwerkingen tot stand gekomen. Uitmuntende nieuwe mensen betreden dit gebied. De toekomst ziet er nog hoopvoller uit. Ons partnerschap met de OMF is van cruciaal belang geweest voor deze vooruitgang en voor de ondersteuning van dit symposium. We staan nu aan de rand van een nog boeiender vooruitgang, maar zoals steeds is subsidiëring de beperking van de snelheid daarvan. Nu is het een cruciaal moment om te doneren om de doorbraken te versnellen”.